Het valse proces-verbaal van agent Van M.
In hun boek ‘De Slapende Rechter’ beschrijven professoren Wagenaar, Van Koppen en Israëls de fraude van agent Van M. die met een vals proces-verbaal verborgen wilde houden dat Pim Overzier al maanden eerder had kunnen worden gevonden, als deze agent en zijn collega M. anders hadden gehandeld. Laten we lezen wat de professoren hierover schrijven:
“Een belangrijke handicap van het onderzoek van dr. Visser was de gevorderde staat van ontbinding waarin het lijk verkeerde toen het op 28 maart 2002 werd gevonden. Het had toen ook al liefst 115 dagen in de grond gelegen. Het wrange is dat het lichaam van Pim Overzier veel eerder gevonden had kunnen worden als de politie van Dronten haar werk maar had gedaan. En dat was niet alleen bevorderlijk voor de kwaliteit van de postmortale sectie geweest, maar had bovendien Pims familie minder lang in onzekerheid gehouden.
Vriezend weer
Op 9 januari 2002 vroor het zodanig dat de vaart langs het Abbertbos bevroren was. De tienjarige Jurjan en zijn vriendje speelden daar. Dat deden zij wel vaker, want Jurjan woont daar vlakbij. Zij zagen in de vaart een jas liggen die was vastgevroren in het ijs. Met moeite trokken zij de jas los. Daarin vonden zij een gsm. Jurjan wilde die graag hebben en vroeg zijn moeder of hij hem mocht houden. Nee, natuurlijk niet, meende moeder. Wie laat er nu midden in de winter een jas, met gsm, met autosleutels en met een flesje aftershave in het bos achter? Er moest iets ernstigs aan de hand zijn. De volgende dag leverde Jurjans vader de spullen af bij de politie in Dronten.De liegende agenten
In een proces-verbaal van verbalisant Van M. staat dat hij met zijn collega, brigadier M., de volgende dag ter plaatse is gaan kijken en zich heeft laten aanwijzen waar de jas is gevonden. Dit proces-verbaal is van belang, want het staat bij de bewijsmiddelen in de uitwerking van de bewijsmiddelen door het hof. In werkelijkheid lijkt de zaak toch iets anders in elkaar te steken.De politie deed namelijk na het inleveren van de spullen door Jurjans vader helemaal niets. Totdat op 24 maart 2002 een van de politiemensen uit Dronten naar het televisieprogramma Opsporing Verzocht zat te kijken. Daarin werd aandacht besteed aan de vermissing van Pim Overzier en werd een kopie getoond van de jas die Pim bij zijn verdwijning aanhad. O jee, dacht de politieman: die jas hebben wij in de kast liggen, want de ingeleverde spullen lagen sinds 10 januari onaangeroerd in de kast met gevonden voorwerpen.
Het slechte onderzoek
Dat de zaak anders lag, had men ook al aan het proces-verbaal van Van M. kunnen zien.Ten eerste is het proces-verbaal, ongebruikelijk, slechts opgemaakt door een van de verbalisanten, namelijk Van M.. en niet door beiden, Van M. en M. gezamenlijk. Ten tweede blijkt uit het proces-verbaal niet dat men verder ook maar iets ter plaatse heeft gedaan, bijvoorbeeld met de gsm die direct herleidbaar was naar de vermiste Pim Overzier.
Ten tweede heeft men nagelaten contact op te nemen met de politie in Apeldoorn, waar Pim vandaan kwam. Toch staat er bij 10 januari geschreven: ‘Uit nader onderzoek met betrekking tot de gsm-telefoon bleek dat het Imei-nummer (van de telefoon) 330091534520606 was. Als dat werkelijk was vastgesteld op 10 januari 2002, had men direct de jas en gsm aan de vermiste Overzier gekoppeld en zonder veel moeite op die dag zijn graf dicht bij de vindplaats van de jas en gsm gevonden.
Ten derde dateert het proces- verbaal van wel zéér laat: 25 maart 2002. Dat het procesverbaal van Van M. vermoedelijk vals is, blijkt ook uit de verklaringen van de familie van Jurjan die op 25 augustus 2006 zijn opgenomen door onderzoekers Paalman en De Roy van Zuydewijn van PD Rechercheadvies in Rijssen. In hun verhaal staat onder andere het volgende:
‘Door de moeder van Jurjan werd ons medegedeeld dat zij op 9 januari 2002 de politie in Dronten had gebeld over het vinden van de spullen. De vader van Jurjan deelde ons mede dat hij de jas en de spullen de dag nadat Jurjan deze had gevonden, naar het politiebureau in Dronten had gebracht, waar het in ontvangst werd genomen door een agente met blond haar. Hij had nog tegen die agente gezegd dat de gevonden spullen misschien wel te maken hadden met de verdwijning van een meisje in die tijd te Elburg. De familie had nadien niets meer van de politie gehoord, totdat eind maart 2002 twee agenten kwamen en Jurjan vroegen om de plek aan te wijzen waar hij de jas had gevonden. De familie (van Jurjan) vond het heel vreemd dat zij al die tijd niets van de politie had gehoord, want een jas, telefoon en sleutels, welke op zo’n plek midden in de winter worden gevonden, vonden zij erg vreemd en verdacht. (…) Tevens deelde de vader mede dat toen Jurjan met de agenten was meegegaan, zijn buurman op dat moment bietenzaad zaaide op zijn akker en dat hij er daarom zeker van was dat het toen eind maart 2002 was’.Bij de reconstructie op 9 januari 2008 herhaalden Jurjan en zijn moeder dit verhaal ten opzichte van professor Van Koppen en vertelden nog iets wat wijst op de authenticiteit van hun herinnering: moeder was eind maart boos geworden op de twee rechercheurs die toen kwamen opdagen omdat zij al die tijd niets van de politie had gehoord. Al dit gedoe met dit proces-verbaal is van belang omdat men het lichaam van Pim stellig een maand na zijn vermissing had gevonden, als de Drontener politie gewoon haar werk had gedaan. Het lichaam van Pim heeft nu niet tot 10 januari slechts 38 dagen in relatieve koelte begraven gelegen (een gemiddelde temperatuur van 1,5 C; maar nog eens extra 77 dagen bij een gemiddelde temperatuur van 6,9 graden C.
Het onderzoek door de CEAS
De CEAS (onderzoekscommissie van het OM) werd gewezen op de kwestie van dit proces-verbaal. De commissie verzocht de hoofdofficier van justitie dit uit te zoeken en deze op zijn beurt meldde dat er niks aan de hand was. Een rechercheur is te rade gegaan in de schriftelijke stukken en digitale bestanden van de politie Flevoland. Voor zo’n onderzoek hoef je de deur niet uit. En hij kwam met zijn oppervlakkige onderzoek tot de conclusie dat het proces-verbaal niet vals is. De rechercheur heeft uitsluitend het volgende gedaan. Hij vond een dump op een cd van de computergegevens van de politie (het zogenaamde Xpol-systeem) die kennelijk is gemaakt op 14 januari 2002. En hij vergeleek dat met hetgeen er op het moment van zijn onderzoek nog in de politiecomputer stond. Hij schrijft dat de teksten identiek zijn (zonder overigens die teksten geheel weer te geven), op één punt na: volgens het computersysteem ging men op 13 januari (een zondag) naar de plek waar de jas was gevonden en volgens de gegevens op de cd gebeurde dit op donderdag 10 januari.Hé, moet men zich dan afvragen: hoe kan het dat in twee teksten die identiek moeten zijn, toch verschillende data staan? Met welke van de twee is geknoeid, of misschien wel met beide? Nee, hoor, vindt de rechercheur. Ze zijn gewoon beide juist. ‘Gezien bovenstaande lijkt het zeer aannemelijk, dat de politieagenten van Dronten op 10 en 13 januari 2002 met Jurjan naar de vindplaats zijn gegaan’, schrijft hij doodgemoedereerd.
Wie heeft lopen knoeien en waarom, zouden wij eigenlijk willen weten. En waarom was dit alles zo belangrijk dat het nu, na zes jaar, nog steeds belangrijk genoeg is voor een cover-up? Er zijn voldoende aanwijzingen dat men niet ter plaatse is gegaan en dat men daarover een vals proces-verbaal heeft opgemaakt. Een belangrijk argument is dat er geen reden bedacht kan worden waarom de familie van Jurjan of hij zelf over deze kwestie onwaarheid zou willen spreken. De aanwijzingen daarvoor worden door de onderzoekende Flevolandse rechercheur, de hoofdofficier van justitie in Zutphen en de CEAS genegeerd.
Dat mag misschien nog de meeste verbazing wekken. Zelfs als men ter plekke is gegaan, dienen vragen gesteld te worden. Midden in de winter vindt men een jas met gsm en sleutels. Mensen laten dat soort dingen in de vrieskou niet zomaar achter. Er was dus alle reden voor nader onderzoek en aanknopingspunten waren er volop; het Imei-nummer, het telefoonnummer en de Mazda-sleutel. De politie beweert nu dat men wel degelijk ter plaatse is geweest – op 13 en 10 januari weliswaar. Als men ter plaatse is gegaan, laat het optreden van de politie een hoge graad van incompetentie zien. Wij vragen ons in gemoed af: is dit wellicht niet erger dan het opmaken van een vals proces- verbaal?
Tijdlijn: Henk had geen tijd om alle handelingen te verrichten
Volgens de aanname van het OM zou Pim Overzier om 18.00 uur vertrekken van zijn huis. Om ± 20.00 uur zag getuige Annelies S. de Volvo staan bij de vermeende plaatsdelict, die wegreed nadat getuige de man had geholpen de auto los te trekken uit de berm. Dat betekent dat in die twee uur alle veronderstelde handelingen moeten zijn verricht, te weten: 55 minuten rijden, Pim Overzier overweldigen en vermoorden, hem in en uit de auto sjouwen, hem door een bosperceel dragen (er zijn geen sleepsporen), een groot graf graven, het lichaam daarin leggen, het graf dichten en afwerken.
Professor Derksen berekende dat zelfs bij de meest minimale tijd per handeling, 154 minuten nodig waren om alle veronderstelde handelingen en activiteiten te kunnen verrichten. Om een indruk te geven van Derksen’s krappe tijdsberekening: hij taxeerde 40 minuten voor het graven van het graf (dat is de tijd die een politieagent overdag nodig had om het graf te graven, zonder het te dichten). Het onderzoek ter plaatse toonde aan dat Henk na een half uur graven (in het donker) al niet meer in staat was om verder te graven. Hij kon vanaf dat moment al niet meer rechtop staan vanwege vermoeidheid/hartklachten en pijn in zijn rug. Hij zou vele uren nodig hebben gehad om dat graf te graven, aldus prof. Backx, die de inspanningen van Henk volgde via een hartslagmeter en andere controle-apparatuur. Deze tijdlijnberekening toont aan dat Henk niet in staat is geweest alle veronderstelde handelingen en activiteiten te kunnen verrichten tussen 18.00 en 20.00 uur.