Onafhankelijk van het onderzoek door dr. Van de Goot en andere deskundigen, komt dr. Mlynek tot de volgende opmerkingen:
* er zijn geen aanwijzingen of bewijzen gevonden die duidelijk maken dat de ademhaling van Pim Overzier zou zijn verhinderd door verstikking, cq. verwurging, c.q. levend begraven, danwel door een andere vorm van geweld.
- de positieve kenmerken die wijzen op verstikking, in het bijzonder atypische inbloedingen in het bindvlies van de ogen, zijn niet aanwezig, noch aanwijzingen dat er sprake is geweest van opgeblazen longen.
- dat zij, in tegenstelling tot dr. Visser en anders dan de huisarts stelde, wel tot de conclusie was gekomen dat er een medische achtergrond bestaat, gezien de getuigenverklaringen in het dossier die wijzen op het neurologische voorval in Tunesië (bewusteloos raken). Zij wijst in dit verband ook op het onderzoek van dr. Van Langen inzake de genetische afwijking.
- zij wijst op de wetenschappelijke literatuur, die aantoont dat in 10 tot 30% van de secties naar aanleiding van een plotse dood, geen doodsoorzaak kan worden aangewezen. In dat verband is het LQTS-syndroom bekend, waarbij een genetische afwijking kan leiden tot een plotse dood. Dr. Mlynek verwijst hier opnieuw naar het onderzoek van dr. Van Langen.
- omdat een onnauurlijke dood, noch een natuurlijke dood, kon worden afgebakend, had niet geconcludeerd mogen worden dat Pim Overzier een niet-natuurlijke dood was gestorven.
- dat het bloedvlekje aan de auto van de veroordeelde niet betekent dat er sprake zou zijn geweest van een onnatuurlijke dood.
- dat de vernauwing van de bloedvaten betekent dat er ieder moment een tekort van zuurstoftoevoer in de hartspier had kunnen optreden.
- op basis van al het beschikbare onderzoeksmateriaal concludeert dr. Mlynek dat er sprake is geweest van een natuurlijke dood.