Er zijn drie getuigen die drie mannen hebben waargenomen die in verband met Pims vermissing een rol moeten hebben gespeeld. De beschrijving die de getuigen gaven van deze drie mannen komt niet overeen met Henks profiel.
1e. De verklaring van buurvrouw Saskia
Deze buurvrouw woonde onder de flat van Pim. Zij zag op de dag van Pims vermissing omstreeks half zes (Pims ‘date’ zou rond die tijd zijn) een witte bestelauto achter Pims auto staan. Even later zag zij er twee vrouwen en een man uitstappen. De man ging voor de auto van Pim staan en wachtte op de vrouwen. Eén vrouw liep naar de auto van Pim en veegde de beslagen achterruit schoon. Met de handen aan de ruit en om haar gezicht keek zij daarna in de auto. Daarna liep zij naar de andere vrouw en keek naar de flat van Pim. De mensen waren netjes gekleed. Saskia had duidelijk het gevoel dat ze voor Pim kwamen en zei tegen haar man dat Pim zeker een feestje had. De man was een jaar of 45 en hij had een bol gezicht en kort haar met inhammen en in slagen naar achter gekamd. Die beschrijving komt niet overeen met het profiel van Henk.
De waarneming van Saskia betekent dat op een voor de zaak relevant tijdstip drie mensen aantoonbare belangstelling hadden voor de auto van Pim en voor zijn flat. De politie besteedde veel aandacht aan de waarneming van Saskia. De witte bus en de mensen werden zelfs beschreven in Opsporing Verzocht. Maar toen Henk was gearresteerd, verdween de verklaring van Saskia in het dossier onbelangrijke getuigen.
2e. William zag de man die naar Pim belde
Het Hof concludeerde dat Henk degene was die op maandagavond 3 december 2001 van 19.44 t/m 20.03 uur met Overzier belde. Hun argument was dat Henk op 6 km van de telefooncel woonde en dat zijn Volvogarage op een paar honderd meter afstand lag. Het zou dus kunnen dat hij van die telefooncel gebruik heeft gemaakt. ‘Zou kunnen’, maar wat bewijst dat over Henk als mogelijke beller? De vraag blijft wie er in werkelijkheid belde. En daar is een goede getuigenverklaring van de Schot William:
- 2 april 2002, 14.50 uur. William verklaarde dat hij altijd op maandagavond tussen 19 en 20 uur naar zijn ex-vrouw en kinderen in Schotland belt. “Eenmaal in de maand december heb ik 15 minuten moeten wachten omdat iemand aan het bellen was. Het gesprek duurde lang en ik opende de deur om te vragen hoe lang het nog zou duren. De man gaf aan dat hij familie aan het bellen was. De juiste datum van het voorval kan ik mij niet meer herinneren, mogelijk dat ik de datum kan herleiden uit mijn agenda. Ik kan de man als volgt beschrijven. Een man tussen de 35 en 40 jaar, lengte 1.70 meter, kort donker haar, normaal postuur, donkere kleding, donkere jeans, geen bril, mogelijk stoppelbaard, donkerbruine huidskleur. Volgens mij is het mogelijk een Marokkaan.”
- 4april 11.20 uur: “Ik herken geen van de mensen op de door u getoonde foto’s.”
- 4 april 11.48 uur: “Specifiek met betrekking tot 3 december 2001 heb ik in mijn agenda geschreven dat ik omstreeks 20.03 uur geprobeerd heb naar mijn ex-vrouw en mijn kinderen te bellen. Ik weet me te herinneren dat ik geen contact heb gekregen en dat ik later nog eens heb geprobeerd te bellen.”
Het OM en de rechters hebben de verklaring van getuige William geheel genegeerd. Volgens hen kan het niet anders dan dat Henk de brief van Pim moet hebben gezien en daarom wel de beller moet zijn naar Pim Overzier. Een onbegrijpelijke redenering, gezien de tegenstrijdige verklaringen over het bestaan en het kunnen zien van een brief door Henk.
De verklaring van William is één van de belangrijkste, omdat absoluut zeker is dat er vanuit deze telefooncel in Ede werd gebeld met Pim op maandag 3 december 2001 van 19.44 tot 20.03 uur.
De verklaring van William laat geen ruimte voor twijfel: hij zag een Marokkaansachtige man in een heel andere leeftijdscategorie. Het signalement kan onmogelijk slaan op de blanke Henk met zijn Nederlandse uiterlijk en zijn 57 jaren. De politie onderwierp William aan een fotoconfrontatie. Hij kreeg 10 foto ́s te zien van mannen die allen op Henk leken. William herkende niemand. Geen wonder want er zaten geen Marokkaansachtige mannen tussen de foto ́s. De fotoconfrontatie deugde niet. Volgens professor Wagenaar horen foto ́s namelijk te voldoen aan de beschrijving die de getuige van de man heeft gegeven. Er hadden dus Marokkaansachtige mannen in het foto-overzicht moeten staan.
3e. Annelies zag een andere man, niet Henk
Annelies kwam op de avond van 4 december 2001 om 8 uur ’s avonds met haar kleine Daihatsu aanrijden op een stille en onverlichte weg in de Flevopolder. Een smalle weg waar auto’s elkaar niet kunnen passeren en de berm in moeten. In het licht van haar koplampen zag getuige Annelies een man met een Volvo langs de weg staan, die zwaaide om aandacht. Zij stopte en de man kwam bij haar portierraampje staan en vertelde dat hij bij het keren vast was komen zitten in de berm. Hij vroeg haar hem los te trekken. Vervolgens vroeg hij haar om haar auto voor de zijne te zetten en de man haalde een oranje touw (kennelijk geen sleepkabel) achter uit zijn auto en maakte dat touw met een knopende beweging aan beide auto’s vast. Al die tijd stond Annelies van opzij naar de man te kijken.
Genoeg licht om goed waar te nemen
Annelies had 3 kinderen bij zich van 8 tot 11 jaar. Naast de verlichting van de Daihatsu brandden de lampen van de Volvo. Volgens de kinderen dimlicht. Getuige beweerde later dat het volle maan was. Dat was het ook. Terwijl de man het touw vastknoopte moet Annelies S. het gezicht van de man goed hebben gezien in het licht van de koplampen van de Volvo. Zijn hoofd moet op dat moment op lamphoogte zijn geweest. Dat zij alles goed kon zien blijkt ook uit haar gedetailleerde verklaring en Annelies onderstreepte dat ook.
Wat zag getuige Annelies?
Annelies beschrijft: “een man van 175 tot 180 cm, leeftijd ongeveer 45 jaar, slank postuur, tanig sportgezicht (afgetraind), donker haar met een soort regenpetje of iets dergelijks (donker van kleur). Het haar kwam net onder het petje vandaan. Geen baard, geen snor of bril. Mogelijk bruine ogen. Hij droeg een donkerblauwe of zwarte korte jas van stof, een blauwe spijkerbroek, groene kuitlaarzen met een dikke profielzool, welke licht van kleur was, enigszins doorschijnend beige/naturel. Die zool was heel opvallend. De kleur groen was de een doorsneekleur zoals laarzen bij Welkoop ook wel te koop zijn……. De laarzen waren niet opvallend vies”.
De beschrijving van getuige komt niet overeen met Henk, oordeelde professor Wagenaar, die aan de hand van Henks foto de zaak onderzocht. Henk was toen 57 jaar, had grijs/wit haar, helderblauwe ogen, en geen tanig afgetraind sportersgezicht. Henk had destijds geen korte donkere jas van stof. Bovendien zou Henk in het donker zonder bril niets hebben kunnen zien.
Henks laarzen leken niet op de laarzen van de dader
Getuige zag dat de man groene laarzen aan had met een lichtbeige doorschijnende zool met een duidelijk en dik profiel. De kleur groen was de kleur groen van de laarzen die bij de fa. Welkoop worden verkocht. De ex-echtgenote van Henk verklaarde dat hij 20 jaar oude laarzen had, door haar gekocht bij de Aldi, met een schuin afgesleten zool en een V-inkeping aan de voorzijde. De verklaring van Annelies maakt duidelijk dat de beschrijvingen van de laarzen niet overeenkomen. Toch werden de laarzen van Henk als bewijs gebruikt, ondanks dat ze volledig afweken.
Henk had geen korte jas van stof en niet zo’n geen regenpetje
Volgens Annelies droeg de man een donkere korte jas van stof. Henk had geen korte jas van stof. Henk droeg een grijs ski-jack of een donkerrood suède jack. Henk bezat een alpinopet, maar droeg die alleen bij hevige regen. Het regende die avond niet. Bovendien sprak getuige niet van een alpino. De kinderen van getuige zagen dat de man een hoedje op had, langwerpig, wat vierkantig, met twee pluimen. Zo’n hoedje had Henk niet.
De lange duur van waarneming die de officier van justitie een flits noemde
Uit de verklaringen van getuige blijkt dat zij de man gedurende lange tijd heeft kunnen waarnemen en in verschillende posities. Zij zag de man staan in het licht van haar koplampen. En toen hij haar aansprak bij het portier. Ze zag dat hij een touw moest pakken achter in de Volvo. Het licht in de kofferbak brandde. Zij stond bij hem te kijken toen hij de auto’s aan elkaar knoopte; zijn hoofd moet op dat moment goed zichtbaar zijn geweest in het licht van de koplampen. Annelies vertelde dat er steeds door de man en haar werd gesproken en overlegd. Getuige heeft de man zien lopen en bukken en moet zijn gezicht gezien hebben vanuit diverse posities. Er moeten diverse momenten van oogcontact zijn geweest. Het is dus beslist geen korte en onbeduidende waarneming geweest. Getuige schatte de ontmoeting op zeker 5 minuten. De officier maakte daar een waarneming in een flits van, wat in strijd is met de werkelijkheid.
Heeft de Volvo wel vastgezeten?
Terwijl getuige wegreed zag zij in de achteruitkijkspiegel dat de Volvo op dezelfde plek waar hij bij het keren vastgeraakt was, opnieuw de berm inreed om te keren. Een vreemde manoeuvre want de man zei immers dat hij bij het keren was vastgeraakt. Uit een anonieme brief bleek dat de auto niet vastzat, maar dat de man dat had verzonnen om zijn aanwezigheid op die plek te verklaren ten opzichte van getuige. Getuige verbaasde zich er al over dat zij met haar kleine Daihatsu de zware Volvo zo gemakkelijk lostrok.
De Volvo die niet zwart was maar donkerblauw
De man die Annelies zag, reed in een donkerblauwe Volvo. Getuige en haar kinderen waren stellig over de donkerblauwe kleur van de Volvo. De Volvo van Henk was echter zwart. Getuige verklaarde: “Ik had heldere verlichting op mijn auto en ik kon de kleur van de auto goed zien en ook de man die erbij stond”. Een niet onbelangrijk detail is dat getuige en haar kinderen geïnteresseerd waren in het type auto. Ze vonden het een mooie auto. Dat maakt de kracht van hun waarneming groter.
Er is steeds opgemerkt dat in het donker zwart moeilijk is te onderscheiden van donkerblauw. Getuige en haar kinderen waren echter overtuigd van de donkerblauwe kleur. Het moet derhalve een kleur blauw zijn geweest die zich in het donker bij het licht van koplampen laat onderscheiden van zwart.
De officier noemde in zijn requisitoir dat Henk in het bezit was van een donkerblauwe Volvo. Hij moet geweten hebben dat hij niet de waarheid sprak, want de politie had een kopie van het kentekenbewijs gemaakt en daar staat duidelijk dat Henks Volvo zwart was. Deed de officier dat omdat hij besefte dat het een belangrijke ontlastende verklaring was? Loog hij erover om te voorkomen dat er twijfel zou ontstaan over de ontlastende waarneming door Annelies? Waarom deed de officier van Justitie zoveel moeite om de waarde van de verklaring te devalueren?
De misleidende opmerkingen van de officier van justitie
De officier van Justitie probeerde, zoals professor Derksen in zijn boek ‘Het OM in de fout’ aantoonde, met een misleidende presentatie de leeftijd van de man meer in overeenstemming met de leeftijd van Henk(57) te brengen, door te beweren dat hij op het moment van de waarneming door Annelies er net een gigantische klus op had zitten en daarom ouder leek dan de getuige beweerde.
Die bewering van de officier klopt niet: De getuige zag een man die zij schatte op 45 jaar en daarmee zou het verschil met de leeftijd van Henk alleen maar groter worden. “Volstrekte willekeur in het gebruik van het signalement in een tenlastelegging van moord”, noemde Derksen het.
Die willekeur van de officier van justitie blijkt ook uit zijn opmerking “dat het uitgesloten is dat de aangetroffen persoon (de man die door Annelies S. werd gezien) iemand was met bijvoorbeeld een mediterraan uiterlijk of een eskimo dan wel een pygmee”.
Professor Derksen wees in zijn boek reeds op de smakeloosheid van deze opmerking van de officier en de volstrekte willekeur van het gebruik van een signalement. Derksen: “De enige conclusie die we uit het niet lijkende signalement kunnen trekken is, dat de door Annelies gesignaleerde man in de polder niet Henk is. Hij lijkt niet op het signalement, noch qua uiterlijk,noch qua kleding, en hij werd in de fotoconfrontatie niet herkend. Er is dus niets dat Henk op 4 december 2001 verbindt met de plek van het graf. Omgekeerd, er is alle reden om te denken dat op de avond van 4 december 2001 iemand anders dan Henk bij het graf werd aangetroffen”.
Annelies herkende een andere man in de fotoconfrontatie
Er werd door de politie een set gemaakt van 10 foto’s van mannen. Ze moest de foto eruit pikken van de man die zij had gezien. Getuige Annelies kreeg steeds één foto tegelijk te zien. Volgens professor Wagenaar behoren de door de politie geselecteerde foto’s te voldoen aan het signalement dat Annelies van de dader heeft verstrekt: dus een man van 45 jaar, donker haar en bruine ogen en een tanig afgetraind sportersgezicht. In de fotoconfrontatie zaten volgens professor Wagenaar de volgende fouten:
- De eerste fout was dat deze fotoconfrontatie niet had mogen worden gehouden. Volgens professor Wagenaar heeft een fotoconfrontatie geen zin als de beschrijving van de getuige (Annelies) niet overeenkomt met de verdachte (Henk), omdat dan al duidelijk is dat de getuige een andere man heeft gezien.
- De tweede fout was dat de politie alleen foto’s koos die op Henk leken. Maar zoals professor Wagenaar stelde, moeten de foto’s voldoen aan het signalement dat de getuige heeft gegeven van de door haar beschreven dader. Daar leek Henk niet op.
- De derde fout is uiterst verbazingwekkend. Foto’s moeten lijken op de gefotografeerde persoon. De politie gebruikte een min of meer mislukte foto van Henk. De foto leek zo slecht dat de rechter- commissaris, die Henk al diverse keren had gezien, hem nauwelijks herkende. De foto mislukte omdat Henk tijdens het fotograferen een niesbui onderdrukte en daardoor zijn gezicht vertrok en zijn ogen half sloot, zoals bij het niezen wel vaker gebeurd. Henk herkende zichzelf ook nauwelijks.
- De vierde fout is dat getuige een 2e keer mocht kiezen toen zij de eerste keer, bij foto 4, een andere man aanwees als de dader. Die man leek volgens Annelies voor 90 % op de dader. Natuurlijk had op dat moment de fotoconfrontatie moeten worden beëindigd. De getuige had immers iemand herkend.
De agente moet geweten hebben dat getuige de verkeerde man aanwees, want zij liet de Annelies ook de volgende foto zien, foto nr. 5. Dat was Henk. Of de getuige nog wat op te merken heeft vraagt de agente? Dan zegt Annelies dat deze foto lijkt op foto 4. Hoeveel procent vraagt de rechter nog? Getuige: 10 % !
Professor Wagenaar legt in zijn boek uit dat de gokkans veel groter wordt als de getuige een 2e keus mag doen. Dan is de kans al 20 % dat zij per ongeluk de dader aanwijst. Als per ongeluk toch een tweede keus wordt gemaakt dan dient de rechter die tweede keus te negeren. De rechter negeerde haar tweede keus niet en gebruikte die als bewijs. - De vijfde fout werkte professor Wagenaar in zijn boek ‘De Slapende Rechter’ uit. Hij legt uit dat de begeleider (agente in dit geval) niet mag weten welke foto de verdachte voorstelt. Dat de agente juist na het aanwijzen van foto 4 nog doorvraagt, toont aan dat zij deze regel schendt. De getuige mag namelijk slechts eenmaal kiezen. Alleen een agent die weet wie de verdachte is, zal weten dat de getuige iemand anders aanwijst dan de verdachte. Dat lijkt in dit geval gebeurd te zijn.
Dat de agente op de hoogte was blijkt ook uit het feit dat zij bij de getuige nog verder doorvraagt. Zij vraagt door op de haarkleur van foto 5, die van Henk. Annelies zag een man met donker haar en Henk heeft grijs/wit haar. De agente mag beslist niet weten hoe het met de haarkleuren zit. Zij moet volstrekt neutraal zijn om beïnvloeding te voorkomen. De agente moet geweten hebben welke foto van de verdachte was en dat betekent dat zij bewust tegen de regels handelde. Hoe dan ook: de agente heeft een kwalijke rol gespeeld door Annelies een tweede keer te laten kiezen toen haar eerste keuze de politie niet uitkwam en daar ook nog op door te vragen.
De officier zette de ontlastende verklaring van Annelies naar zijn hand
De officier beweerde nog, dat niet herkend worden niet wil zeggen dat de verdachte (Henk) daar niet is geweest. Professor Derksen merkte al op “dat de officier van justitie toch niet denkt dat Henk wel in de polder is geweest, omdat hij niet herkend werd?” De officier legt hiermee een belangrijk ontlastend bewijs naar willekeur uit, aldus professor Derksen.
Wagenaar en Van Koppen merkten op ‘Als dit al verbazingwekkend is, dan is het verbijsterend dat al dat ‘broddelwerk’(term van Wagenaar en Van Koppen) door de rechter goed werd gekeurd en dat de gang van zaken rondom de fotoconfrontatie door het Hof werd geaccepteerd’.
De rechter suggereerde in het vonnis dat Annelies het niet zo goed heeft kunnen zien door de omstandigheden. In werkelijkheid blijkt uit de verklaring van Annelies dat de omstandigheden haar nièt hebben gehinderd om zeer gedetailleerd te verklaren. De werkelijkheid is ook dat Annelies minimaal 5 minuten de man met zijn auto heeft kunnen observeren van zeer nabij in het volle licht van de autolampen. Over welke omstandigheden heeft de rechter het dan? Dat blijft voor ons een raadsel. Waarom beweert de rechter iets wat aantoonbaar onjuist is?
Wij hebben sterk de indruk dat hier sprake is van manipulatie van bewijsmateriaal om Henk de man te laten zijn die Annelies zag, om te bereiken dat een veroordeling van Henk plaats kon vinden. We kunnen niet anders concluderen dan dat de feiten verdraaid zijn. Door de officier van justitie ‘dat niet herkend worden niet betekent dat je er niet geweest bent’, en door de rechters ‘dat de omstandigheden van invloed zijn geweest op de waarneming van getuige’. Wij ontkomen er niet aan te denken dat de officier van justitie en de rechters hier de waarheidsvinding, waar rechtspraak toch voor bedoeld is, uit het oog verloren.