De onderzoeken van prof. Backx en drs. Bloem maakten duidelijk dat Henk Haalboom niet de fysieke kracht had om Pim Overzier te overweldigen en te verstikken, noch dat hij in staat was om Overzier te verplaatsen door middel van tillen of verslepen.
Patholoog-anatoom dr. Van de Goot besloot tot een derde reconstructie om te zien of iemand als Henk Haalboom überhaupt fysiek in staat is het lichaam van Overzier te verplaatsen en (en dat is nieuw!) welke schade, sporen en letsels dat nalaat op de huid en kleding van het slachtoffer. Er werd gebruik gemaakt van een dummy (brandweer oefenpop), 10 kg lichter dan het geschatte gewicht van Overzier (90 kg).
De vijf groepen proefpersonen hadden verschillende posturen, variërend van kleiner dan Henk Haalboom c.q. fysiek minder sterk, naar overeenkomend met Henk Haalboom (fysiek gelijkend en fysiek sterker) tot een groter postuur dan verzoeker naar zelfs “veel groter postuur”. De resultaten waren klip en klaar:
“Uitgaande van een postuur kleiner of gelijkende aan dat van Henk Haalboom bleek het ondoenlijk het model over grotere afstand te transporteren. Het bleek ondoenlijk het model van de grond te heffen en in een auto over te brengen. Transport terwijl het model in een deken was gewikkeld bleek minder ondoenlijk echter voor deze twee groepen nog steeds niet volledig uitvoerbaar.”
Dr. Van de Goot wees erop dat bij de sectie was gebleken dat aan het lichaam van Overzier geen letsels zichtbaar waren en tevens dat noch op de kleding (waaronder schoenzolen voor en achterzijde) noch aan zijn lichaam sporen waren te vinden die passen bij de mate van versleping van Overzier door het betreffende bosperceel door een man als Henk Haalboom over een afstand van +/- 100 meter. Behalve de groep met een veel groter postuur dan Henk Haalboom, bleken de andere groepen tijdens het overbrengen van het lichaam momenten te hebben waarbij het lichaam substantieel in contact kwam met harde weerstanden. Dit contact was zowel tijdens het overbrengen in de auto als tijdens het verslepen van het lichaam. Van de Goot:
Het is bekend dat beschadigde huid sneller ontbind dan onbeschadigde huid. Aan het lichaam van Overzier werden geen gebieden gezien die voorgaande beschadiging zouden kunnen suggereren.
Bij het slepen van een slachtoffer, gekleed zoals Overzier werd aangetroffen, zou het niet anders kunnen dan dat bij het voortslepen in welke houding dan ook zonder gebruik te maken van een deken of iets dergelijks, bodemmateriaal zich gaat verzamelen onder de broekrand of onder de kleding. Ofschoon op de foto’s te zien is dat de kleding is opgestroopt wordt geen aarde, takken of ander materiaal gezien.
Een dergelijke afwezigheid maakt de hypothese van voortslepen zonder omwikkeling zeer onwaarschijnlijk.
Bij het voortslepen van het model werden zowel sleepsporen op de ondergrond als sleep- en schaafsporen aan de delen van het model die de bodem raakte vastgesteld. Bij Overzier waren, voor zover op de foto’s beoordeelbaar, geen kras en of schuursporen zichtbaar.”
Evenmin blijkt uit het strafdossier dat op of rondom de plaats delict dat er sprake was van sleepsporen op de ondergrond c.q. bosbodem die ontegenzeggelijk zichtbaar geweest zouden moeten zijn (ook na een dergelijk tijdsverloop), dit gelet op het sporenpatroon dat tijdens de reconstructie reeds werd veroorzaakt op een harde ondergrond.
Van de Goot spreekt het ernstige vermoeden uit dat als het Gerechtshof die alles zou hebben geweten, zij Haalboom niet als pleger van het delict zouden hebben veroordeeld.
Uit de reconstructie van dr. Van de Goot blijkt hoe onwaarschijnlijk de gebeurtenissen zijn indien men uit gaat van de meest gunstige situatie (meest lage schatting lichaamsgewicht Overzier en uitgaande van bijzondere lichamelijke kracht bij verzoeker).